Foto boven (foto Ronald van Wieren): Hanna in haar atelier, zittend naast ‘Berg’.
“Het Groninger land met zijn terpen en dijken en de bolling van de horizon met een enkel accent van een huis of een boomgroep liet zich wel in klei vertalen, maar toch waren de mogelijkheden beperkt, want hoe kon je de ruimte vangen?
Met de latere serie Raku-beelden liet ik de weergave van deze onderwerpen los en richtte mij meer op de basisvorm als zodanig.
Meerdere open hoeken konden samengevoegd worden, hun binnenruimten waren variabel en ze konden gecombineerd worden met riet, stro of houtsnippers.”
Hanna Mobach, Vrolijke berg, 1983 Steengoed, 28 x 53 cm
Hanna Mobach, Het pad, 1985 Donker grijs geglazuurde keramiek, goudkleurige leisteen; H. 57cm, 20×62
Hanna Mobach, Haku ‘hoeken’, 1984 H. 11 cm., 13×13 cm. elk
Hanna Mobach, Houten penseelstreken, 1985 Raku en hout; H. 12 Br. 30 cm
Hanna Mobach, Houten penseelstreken, 1985 Raku en hout; H. 12 Br. 30 cm
Hanna Mobach, Houten penseelstreken, 1985 Raku en hout; H. 13 Br. 32 cm
Hanna Mobach, Houten penseelstreken, 1985 Raku en hout; H. 13 Br. 32 cm
Hanna Mobach, Houten penseelstreken, 1985 Raku en hout; H. 13 Br. 32 cm
Hanna Mobach, Houten penseelstreken of Berg, 1985 Keramiek met d. grijs glazuur, takken uit Noorwegen; H. 60 D. 65 Br. 80 cm
Hanna Mobach, De stroom, 1985 Keramiek en aluminium; 20 x 80 x 110 cm.
“Eind 1965 ging ik naar Ateliers 63. Het zou voor drie maanden zijn, het werden drie jaren, waarin mijn leven drastisch veranderde. In de voorgaande jaren was ik wellicht vakbekwamer geworden. Maar ik wist niet hoe je kon laten zien wat je bezighield, al had ik veel getekend en ook geboetseerd. Ik wilde een mentaliteit leren, begrijpen hoe je je langere tijd met een onderwerp bezig kon houden, hoe je het ontwikkelen kon en zijn gang laten gaan.”
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten
Hanna Mobach, Portret Susanne Smit, Groningen, 1972Hanna Mobach, Portret Susanne Smit, Groningen, 1972Hanna Mobach, Portret Susanne Smit, Groningen, 1972Hanna Mobach, Portret Susanne Smit, Groningen, 1972
“Vlak na de oorlog, ik was elf, was ik diep onder de indruk van een groot zelfportret van Rembrandt. Zo wilde ik het ook en zo zou ik het nooit kunnen. Toch probeerde ik het, met een potlood en een dubbele spiegel, waarin je je profiel kon zien. Vader zei: “Gom hoef je niet te gebruiken, want er zijn geen foute lijnen.”
Boven: Portret Hanna Mobach in Assen
Hanna-Mobach, Zelfportret, 1961 [klik voor vergroting]
“Van alle portretten (behalve zelfportret en portret vader) werden in de pottenbakkerij voor mij gipsmodellen gemaakt en afdrukken. Deze werden donkergrijs geglazuurd.”
Hanna-Mobach, Zelfportret, 1961 [klik voor vergroting]xHanna Mobach, Portret vader, 1964 [klik voor vergroting]Hanna Mobach, Portret van Maaike Smit (3 j.), Groningen, 1964 [klik om te vergroten]Hanna-Mobach, Zittende-vrouw, 1964 [klik voor vergroting]Hanna-Mobach, Lezend vrouwtje, 1965 [klik voor vergroting]
Ateliers 63
Eind 1965 ging ik naar Ateliers 63.Het zou voor drie maanden zijn, het werden drie jaren, waarin mijn leven drastisch veranderde.In de voorgaande jaren was ik wellicht vakbekwamer geworden. Maar ik wist niet hoe je kon laten zien wat je bezighield, al had ik veel getekend en ook geboetseerd.Ik wilde een mentaliteit leren, begrijpen hoe je je langere tijd met een onderwerp bezig kon houden, hoe je het ontwikkelen kon en zijn gang laten gaan.”Niet teveel je wil opleggen,” zei Couzijn, en, toen ik werkte aan een groot beeld:”You have to sustain your emotion.” hannamobach.nl/Ateliers63
Boven: Herplaatsing van ‘De engel’, 1996 Tuin verpleeghuis ‘De Wijngaard’, Bosch en Duin
Hanna-Mobach, De engel, 1965, Gips, h 75cm; brons 1967
“En dan gaat het erom, op welke leeftijd je ook bent, dat je weer durft te dromen – het slechtste, volgens de opvatting van de maatschappij – durft te dromen dat je iets anders bent. Dat je, behalve die hele machinerie die ook in jou werkt, iets bent wat nooit geboren is en wat nooit sterft. Wat toeziet in alles wat er gebeurt in je leven en daar geen oordeel over heeft. Dat alleen maar aanwezig is.” Maarten Houtman, Dromend naar de wereld kijken. Mennorode mei ’07.
Afb. boven: Hanna Mobach ,Vroeg zelfportret.
Vroeg werk
Het Groninger land met zijn terpen en dijken en de bolling van de horizon met een enkel accent van een huis of een boomgroep liet zich wel in kleivertalen, maar toch waren de mogelijkheden beperkt, want hoe kon je de ruimte vangen?
Terp in polderlandschap, ’74/’75 – 90 x 60 cm, steengoed met mat slib
“Tussen 1960 en 1965 werd het tekenen hoofdzaak, vooral portretten, o.a. van patiënten van de psychiatrische inrichting ‘Licht en Kracht’ in Assen, maar ook van vrienden en, soms in opdracht, van hun kinderen. Daarnaast begon ik reliëfs en beeldjes te boetseren, die voor een deel door de pottenbakkerij in productie werden genomen. Toen was het ook pas dat ik de mogelijkheden van de keramiek voor het beeldhouwen begon te beseffen.”
Hanna Mobach, Landschapstekeningen Groningen, 1973-1975, zie Landschapstekeningen Groningen [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Groninger landschappen, 1961 [voor vergroting klik rechtsonder]
Groninger landschap in klei (en staal)
Hanna Mobach, Gronings land (1), 1975/76 [klik voor vergroting] Hanna Mobach, Gronings land (2), 1975/76 [klik voor vergroting] Hanna Mobach, Gronings land, 1975/76 Ongeglazuurd steengoed, lengte ±9 cm. [klik voor vergroting] Hanna Mobach, Gronings land II, 1976 Ongeglazuurd steengoed, ± 9 cm lang [klik voor vergroting]Hanna Mobach, Gronings land III, 1976/77 Ongeglazuurd steengoed, ± 9 cm lang [klik voor vergroting]Hanna Mobach, Dijk-met-huisje, 1975, 17x107x37cm; Cortenstaal
Deze magische map met Agfa-afdrukken trof ik aan in een verhuisdoos ‘Werk Hanna’, die ik ontving van Sarah Mobach. Ze bevatte een serie zwart-wit foto’s op groot formaat (24x30cm) van ‘Poppen’– werk van Hanna dat stamt uit de tijd dat ze als ‘Hanneke Mobach’ ingeschreven stond bij Ateliers ’63, zoals uit het archief daar blijkt. Op haar eigen website vind je dit werk onder ‘Poppen’ – Hanna’s inleiding daar is hieronder overgenomen. Achterop sommige foto’s stond een beknopte beschrijving – die dan in het bijschrift is verwerkt.
Poppen
Er moest toch een manier zijn om kernachtiger emotie uit te drukken dan door het boetseren van een compleet figuur. Het was mogelijk om voorwerpen van de schroothoop of de voddenboer om te zetten in een nieuw verband met een nieuwe betekenis. Op de ateliers werd dit gedaan door Peter Reisma; Wessel Couzijn gebruikte tafel, stoel en bed in zijn beelden; Segal goot mensen af en zette ze in een omgeving. Kienholz had in 1970 een grote tentoonstelling in het Stedelijk. Een verhevigde werkelijkheid. Ik begon schoenen, handschoenen, mijn arm en hand af te vormen, vouwde een grote vaas tot een soldatenbroek, gebruikte een bol voor planten als de helm van een ruimtevaarder en kreeg van vrienden kinderkleertjes, die ik in de gietklei doopte. Er was ook een prachtige doopjurk bij. Twee- en driedimensionaal liet ik in elkaar overgaan door te tekenen op de klei en kleurbanen aan te brengen op een vlak, dat overging in een ruimtelijk detail. Omzetting van het gevonden materiaal zoals het blauwe, gebreide jurkje en de roze poppenarm in gebakken klei, was noodzaak voor mij. Het dempte de confrontatie met de heterogene werkelijkheid en het witte glazuur zorgde voor eenheid, misschien zelfs een zekere abstractie.
www.hannamobach/retrospectief/ateliers63 [5]
Hanna Mobach, Pop; aardewerk, wit/zwart/zilver – h.42cm [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Pop, 1970; aardewerk wit, h. 48cm [klik om te vergroten]Hanna-Mobch, Mosjesbeeld, 1969; 30x50x25cm [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Pop, 1969 Veldspaatglazuur, zwarte kleurstof, cobalt en zilverluster; h. 42 cm. [klik om te vergroten]HannaMobach, Relief, 1970 Aardewerk, ongeglazuurd, 24x67cm [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Pop in portaal, 1969 Steengoed, mat wit glazuur, zwarte kleurstof, cobalt en zilverluster. h. 42 cm [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Rosemary’s baby, 1969 [klik om te vergroten] Hanna Mobach, Vaasvrouw, 1971; collectie Princessenhof. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Twee vaasvrouwtjes, 1971 Steengoed wit, ged. geglazuurd met wit veldspaatglazuur en zilver; h. 43 en 38 cm. [klik om te vergroten]
Poppendans
VIDEO
Geheel boven: Hanna Mobach, Rosemary’s baby, 1969, Steengoed, veldspaatglazuur; zilverluster op arm; kussen gips met gepatineerd bladzilver; 90x70x50cm
“Dood is dus niet alleen dat einde van ieder van ons individueel, maar het is het principe van het sterven – het principe van het verenigen eigenlijk. Dood is eigenlijk weer verenigen, is eigenlijk weer thuiskomen.” Maarten Houtman, De val uit het lichtend weefsel, Sterrelaan 25 januari '92
Nu Hanna weer met Maarten in het lichtend weefsel verenigd is, drong plotseling tot me door dat ik nu zelf de laatste voorpost ben aan de rand van de onmetelijkheid. En dat ik daar nu ook van dien te getuigen: ik ben nu zélf die schakel – hoewel ik het altijd al geweest moet zijn, maar die rol toch maar liever aan anderen overliet... Ik besef wel dat het nogal wat pregnante woorden op een rijtje zijn: ‘schakel’, ‘voorpost’, ‘verantwoordelijkheid’ – maar toch, hoe zou je die verantwoordelijkheid niet kunnen nemen...
Afgemeerd aan de Binnenkant
Woonboot ‘Hobbitstee’, Binnenkant t/0 39 in Amsterdam, 1990 [klik op de afbeeldingen om ze te vergroten]
Afgelopen nacht, vier hoog in onze flat in Amsterdam-Noord, meende ik door het raam het geluid van kabbelend water te horen. En ik was weer terug op onze woonboot in Amsterdam Centrum, deinend op het altijd bewegende water, terug ‘in mijn element’ – terug naar vijftig jaar geleden.
Het begon voor Klaaske en mij allemaal met die woonboot, ‘Hobbitstee’ geheten, waarop we van 1966 tot 1996 woonden. Op zeker moment bleek dat die boot – gelegen t/o Binnenkant 39 – op een strategische plek lag. Zeg maar dat die plek ‘Zen’ was… We lagen daar namelijk niet alleen om de hoek van het toenmalige Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ – waar Klaaske en ik in 1981 in de leer gingen bij Zenleraar Maarten Houtman. Maar Binnenkant 39 zou later ook het pand worden, waar Maarten’s collega Nico Tydeman z’n intrek in nam met zijn ‘Zen Centrum Amsterdam’ – en waar nu nog steeds een Tao-zen groep van Maarten onderdak vindt.
En ja, het regende daar toeval… Was dat misschien omdat het bij Zen juist om ‘de binnenkant’ gaat? Wie zal het zeggen.
Toen ik in 1982 in ‘De Kosmos’ een weekend met de bekende Vietnamese zenleraar Thich Nhat Han volgde, was Maarten er ook. Op een gegeven moment zag ik hem daar in een scène met een vrouw, waarmee hij een wel heel bijzondere relatie moest hebben… Toen ik aan het eind van de dag met hem naar de uitgang liep, zei hij: “Dat was m’n ex…” Als gereformeerde jongen was ik daar best een beetje door geschokt: hij was dus gescheiden…
Een paar dagen later, op onze eerstvolgende Zen-les in ‘De Kosmos’, vroeg Maarten of hij met zijn vrouw bij ons langs kon komen, ze heette Hanna Mobach. Ik was blij verrast… En vroeg me ook af: die naam‘Mobach’, die kende ik … dat was van die pottenbakkersfamilie uit mijn geboortestad Utrecht, waar mijn ouders mee bevriend waren. Die van die prachtige vazen, waar hun hele huis toen mee vol stond – en een aantal bij ons op de boot stond.
Het bezoek van Maarten en Hanna was heel gezellig. Maar pas toen ze op het punt stonden te vertrekken, met één voet al op het trappetje naar de kade, kon ik de moed opbrengen om Hanna te vragen of ze soms familie was van Klaas en An Mobach, met hun kinderen Jaan en Hans. En ja, dat was ze, “Klaas is mijn oom,” zei ze. Toen bleek even later ook nog dat we allebei in het Utrechtse Oog in Al geboren waren – bij elkaar om de hoek… Zoveel ‘toeval’… het leek wel voorbestemd te zijn…
Het vervolg van het verhaal is, dat Klaaske in 1984 in Hanna’s atelier een tekening mocht uitzoeken. Samen met enkele andere leerlingen van Maarten, had ze de voorverkoop georganiseerd van zijn eerste boek: ‘Zen notities onderweg’ – dat door Hanna geïllustreerd was. De tekeningen waar Klaaske uit mochten kiezen, waren de originelen van de illustraties uit het boek. Maar er hingen er nog meer, haar oog viel op de onderstaande – die sindsdien in haar werkkamer hangt:
Blauwe klokjes’, 1984. Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm
Als een moeder die bezorgd is of haar kinderen wel een plekje in de wereld zullen vinden – zo voelde Hanna aan als je een werk van haar cadeau kreeg. Maar je wist: wat ze voor je meebrengt, daar heeft ze haar ziel in gelegd…
Een paar dagen later kwam ze bij ons langs op de boot, met een map met tekeningen uit diezelfde periode. Met een wissellijst, ‘zodat we ze om beurten konden ophangen’. We kozen er één uit, die aan het voeteneinde van ons bed kwam te hangen – op mij bleek hij een weldadige uitwerking te hebben, als een mantra…
Boom, 1983. Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm
Dat was in 1984. In het jaar daarop richtte Maarten de stichting ‘Zen als leefwijze’ op, om zijn Tao-zen meditatie ‘voor een ieder toegankelijk te maken’. Klaaske en ik kwamen in het bestuur, onze woonboot ‘Hobbitstee’ werd het adres van het secretariaat – zie onder:
Het briefhoofd is van Maarten, de penseeltekening van Hanna.
Hanna was heel erg blij met de steun die Maarten ondervond – eenmaal gepensioneerd, was hij soms wel veertig weekenden per jaar op stap voor zijn Zen-werk… En dat deed hij allemaal vanuit eigen inspiratie, er was geen organisatie, geen beweging of ‘school’, die daarachter stond. Maar nu dus onze stichting…
Toen we in 1996 op de Elpermeer gingen wonen, kregen we ‘Bootjes’ cadeau, als welkomstgeschenk aan vaste wal. En ja, het zijn er twee, en beide hangen nu hoog en droog boven de bank. Maarten en Hanna hadden hun best gedaan ons ervan te overtuigen, om dat bestaan als ‘bootjesmens’ achter ons te laten. En gewoon in Amsterdam-Noord in een flat te gaan wonen, net als zij.
Aan land op de Elpermeer
Op de tafel een ‘Mobach’ bonbonnière, ook de vaas is van mijn ouders. De zware eikenhouten tafel kreeg ik cadeau van een collega uit Hoorn, die voor een glazen designtafel koos. Hanna bood aan hem in haar Kangoo naar Amsterdam te transporteren – het lukte, vraag me niet hoe…
Later, niet ver van de plek waar de twee bootjes hangen, kwamen daar nog drie bomen bij. ‘Bomen’ staat nu fier op de kast ‘kast van tante Fien’ (een familie-erfstuk waar we zeer aan gehecht zijn), door Hanna zorgvuldig vastgeplakt op het bovenblad. Ze zei dat ze ze eigenlijk afgekeurd had, maar het zonde vond om ze weg te gooien… En zie hoe fier ze daar staan, ze hebben menig huislijke storm doorstaan!
Bomen, 1998 Ongeglazuurde witbakkende klei, h49cm
Hoogtepunt van de collectie is onderstaande tegel-op-staalplaat met vogel in boom. De combinatie tegel-metaal is er één die je in Hanna’s werk regelmatig tegenkomt. De kwetsbaarheid, het fijnzinnige, van de penseeltekening op het porselein, geeft een prachtig contrast met het koele metaal – dat uit een andere wereld lijkt te komen.
Vogel, 1982 Porcelein, pigmenten en veldspaatglazuur; roestvrijstalen plaat; 27,5x22cm
Bij haar vertrek naar Tiel, gaf Hanna ons nog onderstaande magische tegel-op-koperplaat, met de nadrukkelijke mededeling ‘dat hij bij de stichting Zen als leefwijze thuishoorde en daar moest komen te hangen.’
Hanna Mobach, Z.t., 1982. Pigmenten en veldspaat glazuur, messing plaat, 24x34cm.
Hij hangt nu in de centrale hal van ons secretariaat, naast de de opbergkast met artikelen voor verzending. Maarten Houtman heeft altijd gezegd, dat hij rond zijn persoon geen organisatie wilde – dáár waar het, bij alle mensen met een bijzondere inspiratie, altijd is misgegaan. Maar voor alledaagse dingen is er altijd een plaats en een tijd. Zo ook hier.
Studio ‘Pied à terre’
HANNA MOBACH, Z.t., 1996. Zwarte inkt op rijstpapier, 90 x 61 cm Mijn cadeau na het voltooien van www.maartenhoutman.nl.
Toch was onze studio aan de Jisperveldstraat de eerste voet aan wal – de troef die Hanna ons in handen gaf voor een leven in Noord: “Ik heb hem in de krant zien staan, is het geen geschikte ruimte voor Klaaske’s massagepraktijk, in plaats van dat hokje bij jullie op de boot?” Maar uiteindelijk ging ík erop in – al gauw reed ik elke avond na mijn werk op en neer naar de studio in Noord, mijn pied à terre…
Panorama van studio ‘Pied à terre’, 11 maart 2018.
Daar heb ik ook samen met Hanna haar website gemaakt, in volle concentratie – waarbij ze nu en dan zei: “Jij moet iets met je handen gaan doen!” Dan was ik perplex… Maar ze was in haar ambacht ook niet anders gewend – en zie wat er uit die handen kwam…
Hanna had dat wel meer, dat ze het liefste wilde ingrijpen in je leven – héél ingrijpend soms – ze wilde je graag op het rechte spoor helpen… Zoals die keer dat ze ons te eten uitnodigde, omdat ze ons maar verstokte vegetariërs vond die op één been liepen, en ons wel eens iets anders wilde voorzetten… Het werd ‘draadjesvlees’, en we hebben ervan genóten – Klaaske al helemaal, die toch altijd een crypto-vleeseter was gebleven.
Hanna Mobach, Lente, 1982. Waterverf op rijstpapier, 32,5x27cm. Mijn favoriete werk van Hanna, waaraan het kleurenpalet van www.maartenhoutman.nl is ontleend.
Toch gaf Hanna me tal van waardevolle adviezen, waarvan die studio er één was. Net als Maarten trouwens, hij was het die me gesuggereerd had om een computer te kopen: ‘want Krishnamurti heeft gezegd dat de computer de wereld zal veranderen’ – en ik had nog overwogen het als timmerman te proberen… Want één ding was zeker: nooit in m’n leven meer psycholoog, daar had ik nu m’n tanden wel op stukgebeten – m’n handen waren nog heel… Hoe dan ook, die website is er gekomen: www.hannamobach.nl – net zoals er een www.maartenhoutman.nl is gekomen.
Hanna Mobach, Elzenkatjes, 1982. Porselein, pigmenten en veldspaat glazuur; roestvrijstalen. plaat; 40x42cm. Cadeau na het voltooien van www.hannamobach.nl.
Op bezoek in Tiel
Toen ik nog niet zolang geleden een afbeelding van bovenstaande tegel aan Hanna liet zien, zei ze: “Oh, die is dus bij jou…” Waarmee ze te kennen gaf dat ze in haar hoofd wel degelijk een lijstje bijhield, van waar en bij wie diverse van haar kunstwerken terecht gekomen waren…
Bij Hanna op bezoek in Walstede in Tiel op 11 april 2019. Ze heeft mijn das om, het was nog een beetje koud (foto Ingrid Bakker).
Op 25 mei 2023 togen Klaaske en ik met een taxi naar Tiel, met een ‘liber amicorum’ onder de arm – waar we twee weken met veel liefde met de online foto-app Albelli aan gewerkt hadden. Het beslissende moment om het cadeau naar haar toe te brengen, bleven we nog even voor ons uitschuiven vanwege de afstand tot Tiel – tot we resoluut in een taxi stapten. We kwamen ruim op tijd bij ‘De Herbergier’ aan. Het staat op een eerbiedwaardige locatie, tegenover de historische `Ambtmanstuin – waar we nog even konden verpozen na de rit.
Hanna bleek oud en broos – ze was inmiddels negenentachtig – maar nog wel aanspreekbaar. Op haar kamer werd een lunch geserveerd . We kregen het ook over meditatie – waar Maarten soms van zei ‘dat zij er met haar kunst óók mee bezig was.’ Het Liber Amicorum, ‘Hommage aan Hanna’ geheten, lag nu geopend op tafel. “Verveelt het jullie nooit om er dagelijks naar te kijken”, vroeg Hanna. We konden haar gerust stellen, we genieten er elke dag van.
Een vergeten stukje Bussum
Toen mijn vader in 1977 overleed, moest mijn moeder noodgedwongen hun geliefde huis op de Mookerheide achter zich laten – dat veel te afgelegen was, zeker als je geen auto reed – en vertrok naar Bussum. Daar voelde ze zich veiliger, in de buurt van haar kinderen in Amsterdam. Na een ambitieus avontuur met de verbouwing van haar nieuwe huis daar, belandde ze uiteindelijk in ‘De Gooise Warande’, een verzorgingshuis aan de Mezenlaan, waar ze een goed verzorgde oude dag had – waarbij de bezoekjes van haar familie de rode draad waren in haar vrij geïsoleerde bestaan. Ze overleefde mijn vader zestien jaar… Toen ze in 1993 overleed, kreeg ze een grafmonument dat ontworpen en uitgevoerd werd door Hanna:
Hanna bij het zojuist voltooide graf van mijn moeder. Algemene begraafplaats Bussum, september 1993
De stele is speciaal voor het graf gemaakt, de zerk is een van de zes beelden uit de serie ‘Verdwenen water’: “Kleur en glazuur kunnen eenzelfde vorm een heel andere betekenis geven: ingetogen fluweelzwart of een stralend blauw. Het blauwe beeld werd op een graf geplaatst en weerspiegelt daar de hemel, ook als de lucht grijs is.” Hanna Mobach, Lijf als landschap (2)
Epiloog
Bij het afscheid van Hanna op 7 maart j.l. in Beesd, kreeg ik van Gerrit Mobach Hanna’s ‘Minnaars in hun koperen paleis’ (1995) ten geschenke, ik was er blij verrast mee.
Afbeelding geheel boven: HANNA MOBACH, Ontwerp voor ‘Jacob’s droom’ (Maarten als Jacob), 1979. Reliëf in de kerkzaal van verpleeghuis ‘De Wijngaard’ in Bosch en Duin, 2x3m. Het vertelt het verhaal van Jacob’s droom, waarbij engelen opstijgen en neerdalen langs een ladder die tot de hemel reikt. Grote vleugels verbeelden dit.
Op de middag van 17 januari 2012 klimt Hanna in haar atelier op een trapje, om ‘Bootjes’ van bovenaf te fotograferen. Daarna volgen tekeningen van haarzelf, vader en broer. Uiteindelijk zal ze zo 562 opnamen maken…
Ze heeft vooraf lange stroken aluminiumfolie op de Stelcon-platen gelegd, zodat Bootjes in lange flotieljes beneden aan haar voorbijvaren, als het ware in de schittering van het water:
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten
Vlootschouw van’ Bootjes’ op de vloer van het atelier, met rechtsachter ‘Zwarte prinses’..
Het verhaal van ‘Bootjes’, installatie gemaakt voor hospice ‘Veerhuis’ in Amsterdam Door Hanna Mobach
‘Bootjes’ in Hospice Veerhuis in Amsterdam, waar ze een plek kregen in een vitrine.
Mijn man, Maarten Houtman, verbleef in de herfst van 2010 twee maanden lang in hospice ‘Veerhuis’ in Amsterdam, waar hij gastvrij opgenomen werd. Ook voor mij was het een bijzondere periode, omdat hij nog wel in de buurt was, maar vele handen het werk verrichtten waar ik al die tijd vrijwel in m’n eentje voorstond. Als dank voor de zorg en warmte waarmee de vrijwilligers de bewoners van dit huis begeleiden naar de andere oever, besloot ik voor elk van hen een bootje te maken, totaal vijftig in getal.
Ik begon met het bootje dat ik het beste kende, ik had het getekend in 1984 voor de omslag van Maartens eerste boek over meditatie, ‘Zen; notities onderweg’. Het bestaat uitsluitend uit bijeengebonden bamboe stammen met een lage boeg, een rustende visser en een mand voor de vis. Het zou in klei erg breekbaar zijn.
Daarna maakte ik een aantal zeilbootjes, met de visser rustend op de voorplecht, als een kleine boeddha. Kajaks, roeibootjes, een paar veerponten, een slank vaartuigje met twee vrienden volgden.
Ik werkte met wit- en roodbakkende klei, penseelde een beetje kobalt, ijzeroxide en mangaan op de witte klei. Zo gingen ze de oven in. Daarna werden de witbakkenden in een romig wit glazuur gedoopt en gestookt; een aantal roodbakkenden gingen mee en werden prachtig paars.
Al werkend werd duidelijk dat deze bootjes erg ongelijksoortige – om niet te zeggen: oneerlijke – cadeautjes zouden worden, en dat zij als groep veel sterker waren en ook als zodanig gepresenteerd en geplaatst moesten worden.Dat heeft mij veel kopzorgen gekost en het duurde lang voor ik tevreden was met de plaatsing zoals die tenslotte geworden is: een lange smalle drager van geëtst spiegelglas waarop de bootjes voortvaren in een wisseling van maat en ritme, hoog en laag, wit en rood, met de zware accenten van paars en bruin in contrast met de luchtigheid van het romig wit. En dat alles op het zachtgroene ‘water’.
Wat was de inspiratie – behalve bewondering en dankbaarheid voor de mensen die in het ‘Veerhuis’ werken, om er het laatste huiselijke huis van te maken voor de grote overtocht? Dat was het motto in Maartens boek ‘Zen; notities onderweg’:
Laat je maar gaan, de stroom trekt, vergeet de zwaarte, vergeet het bekende, en dans weg in de stroom, water in water.
Amsterdam, december 2012, Hanna Mobach
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten
Galerij met de foto’s van ‘Bootjes’ die Hanna, gezeten op een krukje, op 17 januari 2012 in haar atelier nam.
“Ik begon met het bootje dat ik het beste kende, ik had het getekend in 1984 voor de omslag van Maartens eerste boek over meditatie, ‘Zen; notities onderweg’. Het bestaat uitsluitend uit bijeengebonden bamboe stammen met een lage boeg, een rustende visser en een mand voor de vis. Het zou in klei erg breekbaar zijn.” Hanna Mobach, december 2012.
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten
Hanna laat Herma ‘Bootjes’ zien, installatie gemaakt voor hospice ‘Veerhuis’ in Amsterdam, waar Maarten, haar man, herfst 2010 twee maanden verbleef[1] “Als dank voor de zorg en warmte waarmee de vrijwilligers de bewoners van dit huis begeleiden naar de andere oever, besloot ik voor elk van hen een bootje te maken, totaal vijftig in getal.” “Ik werkte met wit- en roodbakkende klei, penseelde een beetje kobalt, ijzeroxide en mangaan op de witte klei. Zo gingen ze de oven in. Al werkend werd duidelijk dat deze bootjes als groep veel sterker waren en ook als zodanig gepresenteerd en geplaatst moesten worden. Wat was de inspiratie – behalve bewondering en dankbaarheid voor de mensen die in het ‘Veerhuis’ werken, om er het laatste huiselijke huis van te maken voor de grote overtocht? Dat was het motto in Maartens boek ‘Zen; notities onderweg’:” Laat je maar gaan, de stroom trekt, vergeet de zwaarte, vergeet het bekende, en dans weg in de stroom, water in waterAmsterdam, december 2012, Hanna Mobach. De foto’s zijn van Jan Vonk.
De onderstaande tekst is afkomtig uit: Sietske Roorda, Kunst in de Molenwijk, 2023
Op een dag in 1976 liep een man met een klein koffertje door de Molenwijk. Waarschijnlijk merkte niemand in de buurt hem echt op, maar de adrenaline gierde op dat moment door zijn lijf. Maarten Houtman (1918-2011) had namelijk het grootste besluit van zijn leven genomen. Hij had zijn vrouw en comfortabele huis in Bilthoven verlaten, en liep nu naar de parkeergarage van de Handmolenflat. Hij klopte aan op de deur (van het huidige Werkplaats Molenwijk), en beeldhouwer Hanna Mobach (1934) deed open. Zij liet hem binnen en bood hem een kopje thee aan. Ze kende hem via haar werk aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), waar zij keramiekdocent was. Hij was docent aan het Grafisch Lyceum in Utrecht, en de eerste zenmeester in Nederland. Nu zat hij tegenover haar in haar atelier. Hij was tot over zijn oren verliefd op haar, en verklaarde haar de liefde. Zij accepteerde.
Vanaf dat moment woonde Maarten samen met Hanna in haar atelierruimte naast de parkeergarage. Hun bed stond op een verhoging in een hoek, de rest van het atelier werd in beslag genomen door verschillende kleisoorten op pallets, grote sculpturen, en een keramiekoven die wel honderdtwintig centimeter hoog was. De vloer was gemaakt van stelcon platen, de auto’s stonden voor de deur geparkeerd en ’s winters zat je met elkaar rond de gaskachel je handen te warmen.
Voor Hanna vormde dat geen obstakel. “Ze ging helemaal op in haar kunst. Dat was haar leven,” vertelt haar goede vriend en websitebouwer Hein Zeillemaker. “Het was natuurlijk heel koud en vochtig in haar atelier, maar dat maakte haar niks uit.” Voor Maarten was het anders. “Hij was een stuk ouder dan zij. Er was een verschil van wel vijftien jaar”, valt Zeillemakers partner Klaaske Fokkens bij. “Maarten had ooit in een Japans krijgsgevangenkamp gezeten, dus die was heel gevoelig voor vocht.” Na een jaar afzien vonden ze een appartement in de Bovenkruierflat, waar ze allebei woonden tot Maarten in 2011 overleed, en Hanna in 2017 naar een verzorgingstehuis moest vanwege dementie.
Voeten Noord-Zuid, 2002/2003, foto Hanna Mobach [klik om te vergroten]
Tot die tijd bewandelde Hanna Mobach steevast haar eigen pad, dat zich grotendeels in de Molenwijk bevond. Hoewel haar man zenmeester was met vele leerlingen, behoorde zij daar niet toe. Ook op andere momenten in haar leven koos ze haar eigen weg. Mobach’s tijd in de Molenwijk wordt daarom gekenmerkt door onafhankelijkheid, gedrevenheid, kennis over haar vak, en natuurlijk de liefde van haar leven.
Hanna werd in 1934 geboren als telg van de familie Mobach, bekend van de keramiekfabriek. De fabriek bestaat al sinds 1895 en is gelegen aan de Kanaalweg in Utrecht. Het bedrijf staat vooral bekend om de handgemaakte manshoge vazen in modern design. Zowel Hanna’s vader Klaas als haar broer Bouke werkten in het familiebedrijf, dat nog altijd in handen van de familie Mobach is. Hanna koos echter voor het kunstenaarschap. Ze studeertde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, deed een postdoctoraat bij Ateliers ’63 in Haarlem, en werd hoofddocent keramisch beeldhouwen aan de HKU.
Foto Ingrid Bakkrt, 2006
Toch bleef haar voornaamste materiaal gelieerd aan haar familie: klei. Beeldend kunstenaar Joop Haring, die vanaf 2000 een paar jaar de atelierruimte naast Hanna huurde, heeft warme herinneringen aan zijn buurvrouw. “Zij heeft me veel verteld over het materiaal klei, en hoe je daar het beste mee om kan gaan. Ze had natuurlijk veel expertise als lid van de familie Mobach. Ze had enorm veel verstand van soorten klei en waar je op moest letten. Zo heb ik van haar een nieuwe techniek geleerd. Het lijkt op het aanbrengen van glazuur op aardewerk, maar is eigenlijk een soort kleislib, terra sigilata. Dat kreeg een loodzwarte kleur als je het bakte. Ik maak er nog steeds gebruik van, dus ze heeft wel degelijk invloed gehad op mijn werk.”
Haring herinnert zich haar zachte, bijna fluisterende stem, waardoor hun inhoudelijke gesprekken haast meditatief werden. Hij omschrijft haar manier van werken als volgt: “Wat mij bij haar opviel was dat ze een prachtig intuïtief beeld maakte, en aan het einde richtte ze zich op de details. Zij had een heel gevoelsmatige aanpak, terwijl ik juist werkte vanuit een concept. Daardoor had ze een hele andere manier van kijken naar dingen, en dat vond ik wel bijzonder. We hebben het vaak met elkaar gehad over dat andere perspectief op dingen.”
Daarnaast noemt Haring het werk Voeten Zuid/Noord (2001-2002) dat in het atelier stond. Het is een kunstwerk dat bestaat uit een groep keramische platte voeten aan stakerige benen, die allemaal één richting uitlopen. Op haar website beschrijft Mobach hoe het werk Voeten in eerste instantie ontstond uit het lopen in de bergen en de verbinding met de aarde. “Toen de groep groot genoeg was om een landschap te zijn, drong zich ook het beeld van vluchtelingen op. Vandaar de toevoeging ‘Zuid-Noord’,” schreef ze.
Freelance curator en kunstcriticus Anne Berk, met wie Mobach nog altijd bevriend is, nam dit kunstwerk en een paar anderen op in haar tentoonstelling Body Talk: De Nieuwe Figuratie in de Nederlandse Beeldhouwkunst van de Jaren Negentig (2004) in Museum Beelden aan Zee in Scheveningen. Berk vertelt dat ze eigenlijk een generatie ouder was dan de andere kunstenaars en hoe belangrijk deze tentoonstelling voor haar was. In de bijbehorende catalogus schreef ze over Mobach’s werk: “Figuratief en non-figuratief wisselen elkaar af, maar zijn steeds terug te voeren op de menselijke emotie en het gebaar dat daar uitdrukking aan geeft, zonder dat die emotie expliciet wordt gemaakt.” Het werk van Mobach blijft dus ongrijpbaar, maar er zit een voelbare spirituele component in haar werk, dat te maken heeft met de aarde, de mens en tijdelijkheid.
Dat ongrijpbare van haar werk moet op de een of andere manier nieuwsgierigheid gewekt hebben in de Molenwijk, want op een gegeven moment werd er weer bij Hanna aangeklopt. Deze keer niet op de deur. “Er was een groep jongetjes die daar voetbalden en die met veel plezier tegen de ramen de bal schopten”, vertelt Zeillemaker. “Op een gegeven moment ging het glas stuk. Toen heeft Hanna besloten ze in haar atelier uit te nodigen, om ze te laten zien wat er achter die ramen gebeurde.”
Foto Ingrid Bakker, 2006
Wat de kinderen in die mysterieuze atelierruimte naast de parkeergarage ontdekt hebben, is precies wat fotograaf Ingrid Bakker, tevens leerling van Maarten Houtman, in haar foto’s van ateliers van oude kunstenaars probeert vast te leggen. In haar foto’s stap je even in de wereld van de kunstenaars die ze voor haar lens heeft. In haar foto’s van Hanna’s ateliers zie je dat ze een van de stelconplaten uit de vloer heeft laten halen, om een groene tuin te creëren met daarin een vijvertje. En hoe ze haar kleine sculpturen heel precies in de ruimte heeft geplaatst. Bakker omschrijft het atelier van Mobach als een spirituele omgeving. Ze voegt eraan toe: “Het was vreemd om dat atelier te fotograferen, want het was voelbaar dat het niet meer gebruikt werd. Eigenlijk was ik net te laat.”
Na het overlijden van Maarten in 2011 begon Hanna’s geheugen langzaam achteruit te gaan. Dat zorgde ervoor dat ze steeds minder in haar atelier komt. Ze greep terug naar een ander medium, waar ze ook veel in gewerkt had: tekenen. Iets wat ze vanaf haar vroegste jeugd al graag deed. Het is in de laatste jaren dat ze in de Molenwijk woonde dat ze haar blik liet rusten op de omgeving, en de natuur van de Molenwijk voor de eerste maal een inspiratiebron voor haar vormde. Ze begon de elzenkatjes hangend aan de bomen na te tekenen. Met een paar nauwkeurig geplaatste lijnen wist ze de kwetsbaarheid van deze bloesem van de els te vangen.
Die eenvoud is ook terug te zien in haar enige kunstwerk in opdracht: Nieuwe Naatje (1972). “Het is zo anders dan haar vrije werk dat ze het meer als een bijproduct beschouwde”, vertelt Zeillemaker. Toch is het kleine bronzen beeldje van een jonge vrouw, dat je aan de Marnixstraat ter hoogte van de Bullebaksluis kan vinden, haar bekendste werk. Zeillemaker schreef er een speciaal blog over. Mobach maakte het beeld ter ere van het 700-jarig bestaan van de stad Amsterdam en ter vervanging van de Oude Naatje die ooit op de Dam stond. [1] De Naatje van Hanna staat daar met een rechte rug,borst vooruit, handen in de zak en haar neus in de wind. Dat ene kleine beeldje belichaamt in één oogopslag alles wat heel Amsterdam is of zou willen zijn: trots, ludiek en een tikkeltje eigenwijs.
De bovenstaande passages zijn afkomstig uit: Sietske Roorda, Kunst in de Molenwijk, 2023
____________________
[1] ‘Naatje’ (officieel ‘De Eendracht’) stond tussen 1856-1914 op de Dam in Amsterdam. Het monument werd opgericht ter ere van de tevergeefse Tiendaagse veldtocht in 1830-31 tijdens de Belgische Onafhankelijkheidsstrijd. Al snel raakte het beeld in verval en kreeg het de bijnaam ‘Naatje’ (waarschijnlijk vanwege de inscriptie ‘NATIE’ op de sokkel). Hierdoor is de uitdrukking ‘’Het is naatje” of “naatje pet” ontstaan, dat betekent “het is waardeloos”.
‘Zo heb ik haar gezien,’ vertelt Hanna Mobach. Tijdens één van haar vele reizen naar Noorwegen maakte ze een tocht door de Jotunheimen. Op 3000 meter hoogte lag er sneeuw, maar door de felle zon smolt de sneeuw op de hoogste punten weg. Het was zo stil dat je het water kon horen druppelen. Er ontstonden holletjes in de sneeuwvlakte. Stukken rots kwamen bloot te liggen en staken zwart af tegen de witte sneeuw. Ze spiegelden zich in het meer en vormden de contouren van een vrouw. ‘Telkens overkomt het me dat ik in een plooi van het landschap of de reflectie van het water mijn gevoelens weerspiegeld zie. Het zijn bezielde plekken, die aansluiten op wat er in mijn verbeelding al bestond. De tekening die Mobach van de verschijning in de Jotunheimen maakte kreeg een vervolg in een beeld.
Voor Mobach is de waarneming belangrijk, voedingsbodem en vertrekpunt voor de verbeelding. Ze heeft haar leven lang getekend, notities gemaakt van weidse landschappen in Groningen, Frankrijk en Noorwegen. In tekeningetjes die soms niet groter zijn dan een hand, zijn bomen aaneengesmeed tot plastische vormen met uitgesproken contouren, maken bergketens een omhelzend gebaar of manifesteren vluchtige schaduwen zich tot een ijle figuur. ‘Deze Icarusfiguur had ik in 1991 al waargenomen en getekend, maar in 1993 herkende ik zijn gestalte in de holtes van een kleigroeve in Brunssum. Toen kwam ik op het idee om ter plekke een afdruk van de aarde te maken.’ Mobach, die uit een oud pottenbakkersgeslacht stamt, was gefascineerd door de verweerde, gebarsten aarde, gegeseld door water, zon en wind als het gelaat van een oude vrouw. Ze maakte gipsafdrukken van deze sporen die op hun beurt dienden als mal voor een positieve vorm in klei . Zo veranderden de sporen van het landschap in de sporen van menselijk leven, in gestalten die aan omzwachtelde mummies of verdroogde veenlijken doen denken.[1] De Icarus en andere beelden uit deze serie (o.a. Demeter en Verdwenen water) zijn in feite objets trouvés. Balancerend op de grens tussen vorm en vormeloosheid prikkelen ze de verbeelding . Mobach heeft deze figuren herkend in de plooien van de aarde en de fragmenten afgedrukt, afgebakend en verwerkt in een beeld. Ze lijken ontstaan zoals ook de natuur ontstaat, en niet ‘gemaakt’.
Het werken met objets trouvés kent echter ook zijn beperkingen. Je bent tenslotte afhankelijk van wat je vindt. Mobach besloot zichzelf meer vrijheid toe te staan en de beelden zelf te maken. De met goudluster geglazuurde Stronk (1999) werd van de grond af opgebouwd uit plukken klei, met een handgebaar dat de suggestie van samengebalde energie versterkt. Bedding (1998-99), de wederhelft van Stronk, herinnert aan de lichte sporen van een rug in het warme zand, aan de ontvankelijkheid van moeder aarde. Bij dit beeld vleide Mobach de klei over een bedding van zand die ze met haar handen in de holtes drukte. Bedding en Stronk zien er ook ‘natuurlijk’ uit, maar in de Voeten Zuid/Noord (2001) wordt de figuratie explicieter. De voeten zijn breed en plat alsof ze groeien uit de aarde die ze betreden. De dunne benen vormen een hoek ten opzichte van de voeten waardoor de suggestie van beweging wordt opgeroepen. Het beeld van stromen vluchtelingen dringt zich op – vandaar de titel -, maar toch was Mobach hier in eerste instantie niet op uit. De oorsprong van dit beeld ligt in het wandelen, in het lopen in de natuur. ‘Vaak wordt de waarheid nog eerder ontdekt door de voet dan door het oog’, schrijft Meir Shalev en dat geldt ook voor Mobach.[2] ‘Ik ben me sterk bewust van mijn eigen lijf. Hoe mijn voeten contact maken met de aarde die zich onder mij welft als een lichaam. Soms lijkt het bijna onbeleefd om eroverheen te lopen’.
Voeten Noord/Zuid, 2001-2002. Zwart bakkende klei met zwarte terra sigillata; 50 x 200 x 125 cm.
Het oeuvre van Hanna Mobach is moeilijk te categoriseren.[3] Haar werk vertoont een cyclische ontwikkeling waarbij dezelfde thema’s in een andere gestalte opduiken. Figuratief en non-figuratief wisselen elkaar af, maar zijn steeds terug te voeren op de menselijke emotie en het gebaar dat daar uitdrukking aan geeft, zonder dat die emotie expliciet wordt gemaakt. ‘Waar het over gaat is moeilijk in woorden te vangen . Het gaat mij om de ziel van de dingen. Dat kan ik alleen zichtbaar maken in een beeld.’
Op de postacademische opleiding Ateliers ’63 kreeg ze les van Wessel Couzijn, Eddy Fernhout, Ger Lataster en Carel Visser.[4] Vooral Couzijn (1912-1984) was van grote invloed: ‘Couzijn was een sterke persoonlijkheid. Hij daagde je uit om te laten zien wat je wilde. Hij verlangde dat je betrokken was bij je onderwerp, maar gaf je ook alle vrijheid om je ideeën te verbeelden, precies zoals hij zelf ook werkte.’ Couzijn had in 1936 de Prix de Rome gewonnen, maar was stukgelopen op het herhalen van wéér een vrouwelijk naakt. Wat had dat voor zin? Hij vertrok naar Frankrijk en vluchtte tijdens de oorlog naar Spanje. Vandaar week hij uit naar de VS om aan de jodenvervolging te ontkomen. De oorlog maakte een onuitwisbare indruk op hem. Bij het vormgeven van zijn emoties kon hij niet uit de voeten met de klassieke figuratie zoals die door prof. Bronner (docent aan de Rijksakademie) werd voorgestaan. ‘Couzijn ontdekte de expressiemogelijkheden van gebruiksvoorwerpen, die immers een geschiedenis met zich meedragen, en versmolt ze met was tot organische beelden. Zo hadden wij op de binnenplaats van de Ateliers een grote hoop schroot waar de prachtigste stukken voor het uitkiezen lagen, gebutste en vervormde stukken ijzer die ik met gips en vlas tot een geheel smeedde. Die schroothoop was de oorsprong van Schelp (1967). Ik haalde de motorkap van een 2CV uit de hoop, die openwelfde toen ik me omkeerde, en ik werd getroffen door de houding van overgave. Andere beelden die ik in die tijd maakte zijn de in lood(!) gegoten Ruimtevaarder, en Sneeuwwitje en haar prins.’
Schelp is een ontvankelijk beeld, Cape zijn tegenpool.
‘Cape’, h. 220 cm. Tuin Utrechts Provinciehuis ‘Rijsweerd’. Toen dat gesloten werd, kreeg ‘Cape’, dankzij een buurtinitiatief, in 2015 een nieuwe plek in het Kromme Rijn Park in Utrecht.
Keramiek in de breedste zin van het woord is een omhulling van de leegte. Daar speelt Mobach met Cape op in. Cape, en Rode jas (1999) zijn net als ons lichaam, een tijdelijk omhulsel dat wij uiteindelijk van onze schouders zullen werpen. Mobach is sterk doordrongen van de vluchtigheid van het bestaan. Het zweven (Ruimtevaarder), het vallen (Icarus) en de nagelaten sporen (Verdwenen water, Demeter) zijn daar de uitdrukking van. Zij zijn de voorouders van Zwarte prinses.
De geheimzinnige gesloten Cape uit 1973 ontstond tijdens een wandeling op de causse in Frankrijk. Mobach zag tussen de schapen een donkere vorm oprijzen die ze niet kon thuisbrengen, met een holte waarin iets scheen te leven. Het bleek een herder te zijn die zich in zijn cape had verborgen tegen de regen. Mobach werkte haar visioen uit in klei, het materiaal waar Mobach mee was opgegroeid en waar ze nu naar teruggreep. Ze kneedde twee modellen die haar te letterlijk voorkwamen, kneep de natte klei in elkaar en opeens zag ze de spleet ontstaan die haar had gefascineerd. Deze ondefinieerbare gestalte voerde ze uit in het groot. Ze beschikte over de mogelijkheid om de meer dan levensgrote Cape te stoken bij het familiebedrijf, ‘Mobach pottenbakkers’ in Utrecht, en zo werd Hanna Mobach een van de eerste keramische beeldhouwers in ons land.
De bovenstaande passages zijn afkomstig uit: Anne Berk, Body Talk, 2004