Categorie: 2023

  • Passanten

    Passanten

    De Zwarte Prinses (1999) ligt roerloos. Haar hoofd is ietsjes gekanteld, evenals haar langgerekte lichaam dat even van de grond komt, alsof het aanstalten maakt te gaan zweven. De enige beweging is het opwippende staartje dat haar sterke jonge nek accentueert. Armen en benen zijn afwezig. In plaats van voeten heeft ze een soort vissenstaart, maar anders dan de Kleine Zeemeermin uit het sprookje lijkt de Zwarte Prinses daar niet onder te lijden, De behoefte om te bewegen is haar vreemd, haar verlangens zijn gestold. Als een gisant rust ze in zichzelf, in haar eigen omhulsel van zwarte klei. De Zwarte Prinses is een raadselachtig monolitisch beeld, dat associaties oproept met een boegbeeld, een sarcofaag en Afrikaanse kunst waarin de boomstam nog prominent aanwezig is. 

    “‘Zo heb ik haar gezien,’ vertelt Hanna Mobach. Tijdens één van haar vele reizen naar Noorwegen maakte ze een tocht door de Jotunheimen. Op 3000 meter hoogte lag er sneeuw, maar door de felle zon smolt de sneeuw op de hoogste punten weg. Het was zo stil dat je het water kon horen druppelen. Er ontstonden holletjes in de sneeuwvlakte. Stukken rots kwamen bloot te liggen en staken zwart af tegen de witte sneeuw. Ze spiegelden zich in het meer en vormden de contouren van een vrouw.
    ‘Telkens overkomt het me dat ik in een plooi van het landschap of de reflectie van het water mijn gevoelens weerspiegeld zie. Het zijn bezielde plekken, die aansluiten op wat er in mijn verbeelding al bestond.’
    De tekening die Mobach van de verschijning in de Jotunheimen maakte kreeg een vervolg in een beeld.”

    “Voor Mobach is de waarneming belangrijk, voedingsbodem en vertrekpunt voor de verbeelding. Ze heeft haar leven lang getekend, notities gemaakt van weidse landschappen in Groningen, Frankrijk en Noorwegen. In tekeningetjes die soms niet groter zijn dan een hand, zijn bomen aaneengesmeed tot plastische vormen met uitgesproken contouren, maken bergketens een omhelzend gebaar of manifesteren vluchtige schaduwen zich tot een ijle figuur.
    ‘Deze Icarusfiguur had ik in 1991 al waargenomen en getekend, maar in 1993 herkende ik zijn gestalte in de holtes van een kleigroeve in Brunssum. Toen kwam ik op het idee om ter plekke een afdruk van de aarde te maken.’
    Mobach, die uit een oud pottenbakkersgeslacht stamt, was gefascineerd door de verweerde, gebarsten aarde, gegeseld door water, zon en wind als het gelaat van een oude vrouw. Ze maakte gipsafdrukken van deze sporen die op hun beurt dienden als mal voor een positieve vorm in klei . Zo veranderden de sporen van het landschap in de sporen van menselijk leven, in gestalten die aan omzwachtelde mummies of verdroogde veenlijken doen denken.[1]
    De Icarus en andere beelden uit deze serie (o.a.Demeter en Verdwenen water) zijn in feite objets trouvés. Balancerend op de grens tussen vorm en vormeloosheid prikkelen ze de verbeelding . Mobach heeft deze figuren herkend in de plooien van de aarde en de fragmenten afgedrukt, afgebakend en verwerkt in een beeld. Ze lijken ontstaan zoals ook de natuur ontstaat, en niet ‘gemaakt’.”

    “Het werken met objets trouvés kent echter ook zijn beperkingen. Je bent tenslotte afhankelijk van wat je vindt. Mobach besloot zichzelf meer vrijheid toe te staan en de beelden zelf te maken. De met goudluster geglazuurde Stronk (1999) werd van de grond af opgebouwd uit plukken klei, met een handgebaar dat de suggestie van samengebalde energie versterkt. Bedding (1998-99), de wederhelft van Stronk, herinnert aan de lichte sporen van een rug in het warme zand, aan de ontvankelijkheid van moeder aarde. Bij dit beeld vleide Mobach de klei over een bedding van zand die ze met haar handen in de holtes drukte.
    Bedding en Stronk zien er ook ‘ natuurlijk’ uit, maar in de Voeten Zuid/Noord (2001, p. 11) wordt de figuratie explicieter. De voeten zijn breed en plat alsof ze groeien uit de aarde die ze betreden. De dunne benen vormen een hoek ten opzichte van de voeten waardoor de suggestie van beweging wordt opgeroepen. Het beeld van stromen vluchtelingen dringt zich op – vandaar de titel -, maar toch was Mobach hier in eerste instantie niet op uit. De oorsprong van dit beeld ligt in het wandelen, in het lopen in de natuur. ‘Vaak wordt de waarheid nog eerder ontdekt door de voet dan door het oog’, schrijft Meir Shalev en dat geldt ook voor Mobach.[2] ‘Ik ben me sterk bewust van mijn eigen lijf. Hoe mijn voeten contact maken met de aarde die zich onder mij welft als een lichaam. Soms lijkt het bijna onbeleefd om eroverheen te lopen’.”

    “Het oeuvre van Hanna Mobach is moeilijk te categoriseren.[3] Haar werk vertoont een cyclische ontwikkeling waarbij dezelfde thema’s in een andere gestalte opduiken. Figuratief en non-figuratief wisselen elkaar af, maar zijn steeds terug te voeren op de menselijke emotie en het gebaar dat daar uitdrukking aan geeft, zonder dat die emotie expliciet wordt gemaakt. ‘Waar het over gaat is moeilijk in woorden te vangen . Het gaat mij om de ziel van de dingen. Dat kan ik alleen zichtbaar maken in een beeld’.

    Op de postacademische opleiding Ateliers ’63 kreeg ze les van Wessel Couzijn, Eddy Fernhout, Ger Lataster en Carel Visser.[4]
    Vooral Couzijn (1912-1984) was van grote invloed: ‘Couzijn was een sterke persoonlijkheid. Hij daagde je uit om te laten zien wat je wilde. Hij verlangde dat je betrokken was bij je onderwerp, maar gaf je ook alle vrijheid om je ideeën te verbeelden, precies zoals hij zelf ook werkte’. Couzijn had in 1936 de Prix de Rome gewonnen, maar was stukgelopen op het herhalen van wéér een vrouwelijk naakt. Wat had dat voor zin? Hij vertrok naar Frankrijk en vluchtte tijdens de oorlog naar Spanje. Vandaar week hij uit naar de VS om aan de jodenvervolging te ontkomen. De oorlog maakte een onuitwisbare indruk op hem. Bij het vormgeven van zijn emoties kon hij niet uit de voeten met de klassieke figuratie zoals die door prof. Bronner (docent aan de Rijksakademie) werd voorgestaan. Couzijn ontdekte de expressiemogelijkheden van gebruiksvoorwerpen, die immers een geschiedenis met zich meedragen, en versmolt ze met was tot organische beelden. Zo hadden wij op de binnenplaats van de Ateliers een grote hoop schroot waar de prachtigste stukken voor het uitkiezen lagen, gebutste en vervormde stukken ijzer die ik met gips en vlas tot een geheel smeeode. Die schroothoop was de oorsprong van Schelp (1967). Ik haalde de motorkap van een 2CV uit de hoop, die openwelfde toen ik h omkeerde, en ik werd getroffen door de houding van overgave. Andere beelden die ik in die tijd maakte zijn de in lood(!) gegoter Ruimtevaarder, en Sneeuwwitje en haar prins.’”

    Schelp is een ontvankelijk beeld, Cape zijn tegenpool.

    “De geheimzinnige gesloten Cape uit 1973 ontstond tijdens een wandeling op de causse in Frankrijk. Mobach zag tussen de scha een donkere vorm oprijzen die ze niet kon thu isbrengen, met een holte waarin iets scheen te leven. Het bleek een herder te zijn die zich in zijn cape had verborgen tegen de regen. Mobach werkte haar visioen uit in klei, het materiaal waar Mobach mee was opgegroeid en waar ze nu naar teruggreep. Ze kneedde twee modellen die haar te letterlijk voorkwamen, kneep de natte klei in elkaar en opeens zag ze de spleet ontstaan die haar had gefascineerd. Deze ondefinieerbare gestalte voerde ze uit in het groot. Ze beschikte over de mogelijkheid om de meer dan levensgrote Cape te stoken bij het familiebedrijf, ‘Mobach pottenbakkers’ in Utrecht, en zo werd Hanna Mobach een van de eerste keramische beeldhouwers in ons land.

    Keramiek in de breedste zin van het woord is een omhulling vade leegte. Daar speelt Mobach met Cape op in. Cape, en Rode jas (1999) zijn net als ons lichaam, een tijdelijk omhulsel dat wij uiteindelijk van onze schouders zullen werpen. Mobach is sterk doordrongen van de vluchtigheid van het bestaan. Het zweven (Ruimtevaarder), het vallen (Jcarus) en de nagelaten sporen (Verdwenen water, Demeter) zijn daar de uitdrukking van. Zij zijn de voorouders van Zwarte prinses.”

    ‘Het werk gaat over de paden en de wegen, de holtes en de aanhechtingen, de verbindingen en de scheuren, de rondingen en hun afdrukken, de slijtage door de t ijd, in het lijf en in het gesteente. De voeten gaan en worden zelf aarde, en het land welft zich als een lichaam’, aldus Hanna Mobach.

    ____________________

     [1] Naar aanleiding van deze beelden dichtte Rutger Kopland:
    'Hemel en aarde, | en wij, | deze toevallige ikken, | die weten dat ze passanten zijn | en er maar eventjes bij horen | en niet'.
    <
    < [2] Meir Shalev, De grote vrouw, Amsterdam 2000, p. 33.<  
     [3] Er is een thematische verwantschap met het latere werk van Sigurdur Gudmundsson 1942) en David VandeKop 1937). Ook bij hen is er sprake van een synthese tussen mensguur en landschap.   
     [4] In de periode na de oorlog heeft Wessel Couzijn (1912-1984) als eerste in Nederland een beeldhouwkunst geïntroduceerd die niet slechts fungeerde als weerspiegeling of Interpretatie van de zichtbare werkelijkheid, maar als uitdruking van de eigen psychische wereld. Met zijn zeer persoonlijke opvattingen en oorspronelijke beelden was hij baanbreend voor de moderne beeldhouwkunst in Nederland. Tent . cat. Honderd jaar bouwen en verzamelen, Haarlem/Otterlo (Kröller-Müller Museum) 1988, p. 242. 'Het zijn', zoals Couzijn zegt, 'geen leesbare beelden, maar beelden die je moet ondergaan. Ik houd niet van de deformatie van de menselijke figuur [ ... I Het resultaat is afgeleid van iets wat het zelf niet is. Dan heb ik liever een kunstwerk dat met dat lijf niets meer te maken heeft, maar wel met een menselijk gebeuren'. Paul Hefting, 'Wessel Couzijn, (1912- 1984)' in: Het grote gedicht. Nederlandse beeldhouwkunst 194511994, Den Haag (Grote Kerk) 1994.  
    Uit: Anne Berk, Bodytalk, de nieuwe figuratie in de Nederlandse beeldhouwkunst van de jaren negentig, 2004.   
  • Een kleine oase: Atelier van Hanna Mobach

     Uitzicht uit Hanna’s voormalige atelier tijdens het vijfjarig jubileum van Werkplaats Molenwijk op 30 september j.l.

     

    De onderstaande passage komt uit: Sietske Roorda, Kunst in de Molenwijk, 202

    Op een dag in 1976 liep een man met een klein koffertje door de Molenwijk. Waarschijnlijk merkte niemand in de buurt hem echt op, maar de adrenaline gierde op dat moment door zijn lijf. Maarten Houtman (1918-2011) had namelijk het grootste besluit van zijn leven genomen. Hij had zijn vrouw en comfortabele huis in Bilthoven verlaten, en liep nu naar de parkeergarage van de Handmolenflat. Hij klopte aan op de deur (van het huidige Werkplaats Molenwijk), en beeldhouwer Hanna Mobach (1934) deed open. Zij liet hem binnen en bood hem een kopje thee aan. Ze kende hem via haar werk aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), waar zij keramiekdocent was. Hij was docent aan het Grafisch Lyceum in Utrecht, en de eerste zenmeester in Nederland. Nu zat hij tegenover haar in haar atelier. Hij was tot over zijn oren verliefd op haar, en verklaartde haar de liefde. Zij accepteerde.

    Vanaf dat moment woonde Maarten samen met Hanna in haar atelierruimte naast de parkeergarage. Hun bed stond op een verhoging in een hoek, de rest van het atelier werd in beslag genomen door verschillende kleisoorten op pallets, grote sculpturen, en een keramiekoven die wel honderdtwintig centimeter hoog was. De vloer was gemaakt van stelcon platen, de auto’s stonden voor de deur geparkeerd en ’s winters zat je met elkaar rond de gaskachel je handen te warmen.

    Voor Hanna vormde dat geen obstakel. “Ze ging helemaal op in haar kunst. Dat was haar leven,” vertelt haar goede vriend en websitebouwer Hein Zeillemaker. “Het was natuurlijk heel koud en vochtig in haar atelier, maar dat maakte haar niks uit.” Voor Maarten was het anders. “Hij was een stuk ouder dan zij. Er was een verschil van wel vijftien jaar”, valt Zeillemakers partner Klaaske Fokkens bij. “Maarten had ooit in een Japans krijgsgevangenkamp gezeten, dus die was heel gevoelig voor vocht.” Na een jaar afzien vonden ze een appartement in de Bovenkruierflat, waar ze allebei woonden tot Maarten in 2011 overleed, en Hanna in 2017 naar een verzorgingstehuis moest vanwege dementie.

     

    Voeten Zuid-Noord (2002-2003) | Foto: Hanna Mobach


    Tot die tijd bewandelde Hanna Mobach steevast haar eigen pad, dat zich grotendeels in de Molenwijk bevond. Hoewel haar man zenmeester was met vele leerlingen, behoorde zij daar niet toe. Ook op andere momenten in haar leven koos ze haar eigen weg. Mobach’s tijd in de Molenwijk wordt daarom gekenmerkt door onafhankelijkheid, gedrevenheid, kennis over haar vak, en natuurlijk de liefde van haar leven. 

    Hanna werd in 934 geboren als telg van de familie Mobach, bekend van de keramiekfabriek. De fabriek bestaat al sinds 1895 en is gelegen aan de Kanaalweg in Utrecht. Het bedrijf staat vooral bekend om de handgemaakte manshoge vazen in modern design. Zowel Hanna’s vader Klaas als haar broer Bouke werkten in het familiebedrijf, dat nog altijd in handen van de familie Mobach is. Hanna koos echter voor het kunstenaarschap. Ze studeertde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, deed een postdoctoraat bij Ateliers ’63 in Haarlem, en werd hoofddocent keramisch beeldhouwen aan de HKU. 

     

    Foto: Ingrid Bakker, 2006


    Toch bleef haar voornaamste materiaal gelieerd aan haar familie: klei. Beeldend kunstenaar Joop Haring, die vanaf 2000 een paar jaar de atelierruimte naast Hanna huurde, heeft warme herinneringen aan zijn buurvrouw. “Zij heeft me veel verteld over het materiaal klei, en hoe je daar het beste mee om kan gaan. Ze had natuurlijk veel expertise als lid van de familie Mobach. Ze had enorm veel verstand van soorten klei en waar je op moest letten. Zo heb ik van haar een nieuwe techniek geleerd. Het lijkt op het aanbrengen van glazuur op aardewerk, maar is eigenlijk een soort kleislib, terra sigilata. Dat kreeg een loodzwarte kleur als je het bakte. Ik maak er nog steeds gebruik van, dus ze heeft wel degelijk invloed gehad op mijn werk.” 

    Haring herinnert zich haar zachte, bijna fluisterende stem, waardoor hun inhoudelijke gesprekken haast meditatief werden. Hij omschrijft haar manier van werken als volgt: “Wat mij bij haar opviel was dat ze een prachtig intuïtief beeld maakte, en aan het einde richtte ze zich op de details. Zij had een heel gevoelsmatige aanpak, terwijl ik juist werkte vanuit een concept. Daardoor had ze een hele andere manier van kijken naar dingen, en dat vond ik wel bijzonder. We hebben het vaak met elkaar gehad over dat andere perspectief op dingen.” 

    Daarnaast noemt Haring het werk Voeten Zuid/Noord (2001-2002) dat in het atelier stond. Het is een kunstwerk dat bestaat uit een groep keramische platte voeten aan stakerige benen, die allemaal één richting uitlopen. Op haar website beschrijft Mobach hoe het werk Voeten in eerste instantie ontstond uit het lopen in de bergen en de verbinding met de aarde. “Toen de groep groot genoeg was om een landschap te zijn, drong zich ook het beeld van vluchtelingen op. Vandaar de toevoeging ‘Zuid-Noord’,” schreef ze. 

    Freelance curator en kunstcriticus Anne Berk, met wie Mobach nog altijd bevriend is, nam dit kunstwerk en een paar anderen op in haar tentoonstelling Body Talk: De Nieuwe Figuratie in de Nederlandse Beeldhouwkunst van de Jaren Negentig (2004) in Museum Beelden aan Zee in Scheveningen. Berk vertelt dat ze eigenlijk een generatie ouder was dan de andere kunstenaars en hoe belangrijk deze tentoonstelling voor haar was. In de bijbehorende catalogus schreef ze over Mobach’s werk: “Figuratief en non-figuratief wisselen elkaar af, maar zijn steeds terug te voeren op de menselijke emotie en het gebaar dat daar uitdrukking aan geeft, zonder dat die emotie expliciet wordt gemaakt.” Het werk van Mobach blijft dus ongrijpbaar, maar er zit een voelbare spirituele component in haar werk, dat te maken heeft met de aarde, de mens en tijdelijkheid. 

    Dat ongrijpbare van haar werk moet op de een of andere manier nieuwsgierigheid gewekt hebben in de Molenwijk, want op een gegeven moment werd er weer bij Hanna aangeklopt. Deze keer niet op de deur. “Er was een groep jongetjes die daar voetbalden en die met veel plezier tegen de ramen de bal schopten”, vertelt Zeillemaker. “Op een gegeven moment ging het glas stuk. Toen heeft Hanna besloten ze in haar atelier uit te nodigen, om ze te laten zien wat er achter die ramen gebeurde.” 

     

    Foto: Ingrid Bakker, 2006


    Wat de kinderen in die mysterieuze atelierruimte naast de parkeergarage ontdekt hebben, is precies wat fotograaf Ingrid Bakker, tevens leerling van Maarten Houtman, in haar foto’s van ateliers van oude kunstenaars probeert vast te leggen. In haar foto’s stap je even in de wereld van de kunstenaars die ze voor haar lens heeft. In haar foto’s van Hanna’s ateliers zie je dat ze een van de stelconplaten uit de vloer heeft laten halen, om een groene tuin te creëren met daarin een vijvertje. En hoe ze haar kleine sculpturen heel precies in de ruimte heeft geplaatst. Bakker omschrijft het atelier van Mobach als een spirituele omgeving. Ze voegt eraan toe: “Het was vreemd om dat atelier te fotograferen, want het was voelbaar dat het niet meer gebruikt werd. Eigenlijk was ik net te laat.” 

    Na het overlijden van Maarten in 2011 begon Hanna’s geheugen langzaam achteruit te gaan. Dat zorgde ervoor dat ze steeds minder in haar atelier komt. Ze greep terug naar een ander medium, waar ze ook veel in gewerkt had: tekenen. Iets wat ze vanaf haar vroegste jeugd al graag deed. Het is in de laatste jaren dat ze in de Molenwijk woonde dat ze haar blik liet rusten op de omgeving, en de natuur van de Molenwijk voor de eerste maal een inspiratiebron voor haar vormde. Ze begon de elzenkatjes hangend aan de bomen na te tekenen. Met een paar nauwkeurig geplaatste lijnen wist ze de kwetsbaarheid van deze bloesem van de els te vangen. 

    Die eenvoud is ook terug te zien in haar enige kunstwerk in opdracht: Nieuwe Naatje (1972). “Het is zo anders dan haar vrije werk dat ze het meer als een bijproduct beschouwde”, vertelt Zeillemaker. Toch is het kleine bronzen beeldje van een jonge vrouw, dat je aan de Marnixstraat ter hoogte van de Bullebaksluis kan vinden, haar bekendste werk. Zeillemaker schreef er een speciaal blog over. Mobach maakte het beeld ter ere van het 700-jarig bestaan van de stad Amsterdam en ter vervanging van de Oude Naatje die ooit op de Dam stond.[1] De Naatje van Hanna staat daar met een rechte rug, borst vooruit, handen in de zak en haar neus in de wind. Dat ene kleine beeldje belichaamt in één oogopslag alles wat heel Amsterdam is of zou willen zijn: trots, ludiek en een tikkeltje eigenwijs.

    Uit: Sietske Roorda, Kunst in de Molenwijk’, 2023

    ____________________


    [1] ‘Naatje’ (officieel ‘De Eendracht’) stond tussen 1856-1914 op de Dam in Amsterdam. Het monument werd opgericht ter ere van de tevergeefse Tiendaagse veldtocht in 1830-31 tijdens de Belgische Onafhankelijkheidsstrijd. Al snel raakte het beeld in verval en kreeg het de bijnaam ‘Naatje’ (waarschijnlijk vanwege de inscriptie ‘NATIE’ op de sokkel). Hierdoor is de uitdrukking ‘’Het is naatje” of “naatje pet” ontstaan, dat betekent “het is waardeloos”.
  • ‘In het huis van de Levende’

    Hanna Mobach en Maarten Houtman, 2005. Foto Ingrid Bakker


    Bij Maarten’s 105e geboortedag


    PSALM 84
    
    Voor de koorleider; op de gittit;
    van de kinderen van Korach; een psalm.
    
    Hartverwarmend waar jij woont!
    JIJ, God van de machten!
    Ik smacht, ben één en al verlangen
    naar het portaal van het huis van de LEVENDE;
    hart en ziel, lijf en leden
    schreeuwen om de levende God.
    Zelfs een vogel vindt een thuis,
    een zwaluw een nest om haar jongen in te leggen.
    ZÓ is voor mij jouw altaar,
    JIJ, God van de machten,
    mijn koning en mijn God!
    Gelukkig die wonen in je huis,
    altijd kunnen ze zingen voor jou!
    Gelukkig die kracht vinden in jou,
    hun hart gaat uit naar een pelgrimstocht naar jou!
    Ze gaan door een dal dat droog is en dor,
    maar het wordt een oase,
    de eerste herfstregen
    besprenkelt het als een zachte zegen.
    Ze winnen onderweg aan kracht,
    ze zullen God onder ogen komen, op de Sion.
    'JIJ, God van de machten,
    hoor mijn gebed!
    Luister, God van Jakob!'
    'Jij, een schild voor ons,
    kijk toch, God,
    zie het gelaat van je gezalfde!’
    Eén dag in het portaal van je huis
    is beter dan duizend dagen
    waar dan ook.
    Ik sta liever op de drempel van het huis van mijn God
    dan binnen in de tenten van slechte mensen.
    De LEVENDE is een zon, een schild.
    God doet je goed, is geweldig;
    de LEVENDE overstelpt met goedheid
    mensen die onkreukbaar hun weg gaan.
    ! JIJ, God van de machten,
    gelukkig de mens die vertrouwt op jou.
    
    Gerard Swüste
    Altijd hetzelfde lied
    150 psalmen bewerkt en toegelicht
    Skandalon, 2015



    Afgelopen nacht, vier hoog in onze flat in Amsterdam-Noord, meende ik door het raam het geluid van kabbelend water te horen. En ik was weer terug op onze woonboot in Amsterdam Centrum, deinend op het altijd bewegende water, terug ‘in mijn element’ – terug naar vijftig jaar geleden.

    Het begon voor Klaaske en mij allemaal met die woonboot, ‘Hobbitstee’ geheten, waarop we van 1966 tot 1996 woonden. Op zeker moment bleek dat die boot – gelegen t/o Binnenkant 39 – op een strategische plek lag. Zeg maar dat die plek ‘Zen’ was…

    Woonboot ‘Hobbitstee’, Binnenkant t/0 39 in Amsterdam, 1990

    We lagen daar namelijk niet alleen om de hoek van het toenmalige Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ – waar Klaaske en ik in 1981 in de leer gingen bij Zenleraar Maarten Houtman. Maar later werd  Binnenkant 39 ook het pand, waar Maarten’s collega Nico Tydeman z’n intrek in nam met zijn ‘Zen Centrum Amsterdam’ – waar nu nog steeds een Tao-zen groep van Maarten onderdak vindt.

    En ja, het regende daar toeval … was dat misschien omdat het bij Zen juist om ‘de binnenkant’ gaat?
    Wie zal het zeggen.

    Toen ik in 1982 in ‘De Kosmos’ een weekend met de bekende Vietnamese zenleraar Thich Nhat Han volgde, was Maarten er ook. Op een gegeven moment zag ik hem daar in een scène met een vrouw, waarmee hij een wel heel bijzondere relatie moest hebben…
    Toen ik aan het eind van de dag met hem naar de uitgang liep, zei hij: “Dat was m’n ex.”
    Als gereformeerde jongen was ik daar best een beetje door geschokt: hij was dus gescheiden…

    Een paar dagen later, op onze eerstvolgende zen-les in ‘De Kosmos’, vroeg Maarten of hij met zijn vrouw langs kon komen, Hanna Mobach heette ze.
    Ik was blij verrast… Maar ik vroeg me ook af: die naam‘Mobach’, die ken ik van die pottenbakkersfamilie uit mijn geboortestad Utrecht, waar mijn ouders mee bevriend waren. Die van die prachtige vazen, waar hun hele huis mee vol stond – waarvan een aantal bij ons op de boot staan.

    Het bezoekje van Maarten en Hanna was heel gezellig. Maar pas toen ze op het punt stonden te vertrekken, met één voet al op het trappetje naar de kade, kon ik de moed opbrengen om Hanna te vragen of ze soms familie was van Klaas en An Mobach, met hun kinderen Jaan en Hans.
    En ja, dat was ze… ‘Klaas is mijn oom,’ zei ze.
    Toen bleek even later dat we allebei in het Utrechtse Oog in Al geboren waren, bij elkaar om de hoek…

    Het vervolg van het verhaal is, dat Klaaske in 1984 in Hanna’s atelier een tekening mocht uitzoeken. Ze had, samen met enkele andere leerlingen van Maarten, de voorverkoop georganiseerd van zijn eerste boek: ‘Zen notities onderweg’ – dat door Hanna geïllustreerd was.

    De tekeningen waar Klaaske uit mochten kiezen, waren de originelen van de illustraties uit het boek. Maar er hingen er nog meer, haar oog viel op de onderstaande – die sindsdien in haar werkkamer hangt:

    Blauwe klokjes’, 1984.
    Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm




    Als een moeder die bezorgd is of haar kinderen wel een plekje in de wereld zullen vinden – zo voelde Hanna aan als je een werk van haar cadeau kreeg. Maar je wist: wat ze voor je meebrengt, daar heeft ze haar ziel in gelegd…

    Een paar dagen later kwam ze nog eens bij ons langs op de boot, met een map met tekeningen uit diezelfde periode. Met daarbij een wissellijst, ‘zodat we ze om beurten konden ophangen’.

    We kozen er één uit, die aan het voeteneinde van ons bed kwam te hangen – op mij bleek hij een weldadige uitwerking te hebben, als een mantra…

    Boom, 1983.
    Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm

    Dat was in 1984.

    In het jaar daarop richtte Maarten  de stichting ‘Zen als leefwijze’ op, om zijn Tao-zen meditatie ‘voor een ieder toegankelijk te maken’. Klaaske en ik kwamen in het bestuur, onze woonboot ‘Hobbitstee’ werd het adres van het secretariaat – zie onder:

    Grafisch ontwerp Maarten Houtman, tekening Hanna Mobach.


    Hanna was intussen heel erg blij met de steun die Maarten ondervond – eenmaal gepensioneerd, was hij soms wel veertig weekenden per jaar op stap voor zijn zen-werk…

    En dat deed hij allemaal vanuit eigen inspiratie, er was geen organisatie, geen beweging of ‘school’, die daarachter stond. Maar nu dus onze stichting…

    Toen we in 1996 op de Elpermeer gingen wonen, kregen we onderstaande ‘Bootjes’ cadeau, als welkomstgeschenk aan vaste wal. En ja, het zijn er twee, en beide liggen nu op het droge… Maarten en Hanna hadden hun best gedaan ons ervan te overtuigen, om dat bestaan als ‘bootjesmens’ achter ons te laten. En gewoon in Amsterdam-Noord in een flat te gaan wonen, net als zij.

    Bootjes, 1993
    Ongeglazuurde witbakkende klei, 32x25x5,5cm


    Later, niet ver van de plek waar de twee bootjes hangen, kwamen daar nog drie bomen bij.

    ‘Bomen’ staat nu fier op een wat gammele antieke kast, door Hanna zorgvuldig vastgeplakt op het bovenblad – ze zei dat ze ze eigenlijk afgekeurd had, maar het zonde vond om ze weg te gooien.
    En zie hoe fier ze daar staan –ze hebben  al menig huislijke storm doorstaan…

    Bomen, 1998
    Ongeglazuurde witbakkende klei, h49cm


    Hoogtepunt van de collectie is deze prachtige tegel-met-vogel op staalplaat.

    De combinatie tegel-metaal is er één die je in Hanna’s werk regelmatig tegenkomt. De kwetsbaarheid en het fijnzinnige van de penseeltekening op het porselein, geeft een prachtig contrast met het koele metaal – dat uit een andere wereld lijkt te komen.

    Vogel, 1982
    Porcelein, pigmenten en veldspaatglazuur; roestvrijstalen plaat; 27,5x22cm


    Bij haar vertrek naar Tiel, gaf Hanna ons onderstaande magische tegel-op-koperplaat, met de nadrukkelijke mededeling ‘dat hij bij de stichting Zen als leefwijze thuishoorde en daar moest komen te hangen.’

    Hij hangt nu in de centrale hal van ons secretariaat, naast de de opbergkast met artikelen voor verzending.
    Maarten Houtman heeft altijd gezegd, dat hij rond zijn persoon geen organisatie wilde – dáár waar het, bij alle mensen met een bijzondere inspiratie, al eeuwenlang is foutgegaan.
    Maar voor alledaagse dingen is er altijd een plaats en een tijd. Zo ook hier.

    Hanna Mobach, Z.t., 1982.
    Pigmenten en veldspaat glazuur, messing plaat, 24x34cm.




    Epiloog


    25 mei j.l. togen Klaaske en ik met een taxi naar Tiel, met een liber amicorum voor haar onder de arm, waar we twee weken met veel liefde online bij Albelli aan gewerkt hadden.
    Het beslissende moment om het cadeau naar haar toe te brengen, bleven we nog even voor ons uitschuiven vanwege de afstand tot Tiel – tot we resoluut in een taxi stapten. We kwamen ruim op tijd aan bij ‘De Herbergier’, waar Hanna woont – een eerbiedwaardige locatie tegenover de historische `Ambtmanstuin, waar we nog even konden verpozen na de rit.

    Hanna bleek oud en broos – ze is inmiddels negenentachtig – maar nog wel aanspreekbaar. Op haar kamer werd een lunch geserveerd . We kregen het ook over meditatie – waar Maarten soms van zei ‘dat zij er met haar kunst óók mee bezig was.’
    Het Liber Amicorum, ‘Hommage aan Hanna’ geheten, lag nu geopend op tafel. “Verveelt het jullie nooit om er dagelijks naar te kijken”, vroeg Hanna.
    We konden haar gerust stellen, we genieten er elke dag van.


    Met dank aan mijn vriend Gerard Swüste voor zijn toestemming Psalm 84 uit zijn boek over te nemen.